Beschrijving kaders afwijking BKR in pedagogisch beleidsplan

Pedagogisch beleid Gewijzigd: 02 juli 2024

Wat wordt er bedoeld met de kaders die de afwijking van de BKR beschrijven in het pedagogisch beleidsplan? 

Houders, die 10 uur aaneengesloten opvang aanbieden, mogen drie uur per dag afwijken van de beroepskracht-kindratio (BKR). Per 1 juli 2023 hoeft een houder niet meer de exacte tijdstippen vast te leggen waarop de houder drie uur per dag afwijkt van de BKR, maar neemt de houder in het pedagogisch beleidsplan de algemene kaders op over de inzet van het personeel, de BKR en het afwijken hiervan volgens de drie-uursregeling. 

 

Wat moet de houder doen?  

De werkwijze, maximale omvang en leeftijdsopbouw van de groepen zijn al vereisten die beschreven moeten staan in het pedagogisch beleidsplan. Alle houders nemen aanvullend in het pedagogisch beleidsplan algemene kaders op over de inzet van het personeel, de BKR en het afwijken hiervan volgens de drie-uursregeling.  
 
De houder geeft per kindercentrum aan:  
• hoeveel beroepskrachten, afhankelijk van de BKR, per groep ingezet worden en wat daarbij de gangbare personeelsdiensten en de reguliere pauzetijden zijn (let op: dit geldt ook voor houders die geen gebruik maken van de drie-uursregeling);  
• in welke situaties wordt afgeweken van de BKR;  
• welke pedagogische afwegingen daarbij gelden;  
• hoe aandacht wordt besteed aan de behoeften van het kind als er minder beroepskrachten worden ingezet.  

De beschrijving geeft ouders een concreet beeld op welk moment de groep volledig bezet is en op welke momenten naar verwachting de -maximaal- drie uur afwijking plaatsvindt. De oudercommissie, of bij alternatieve ouderraadpleging de ouder, heeft adviesrecht over het beleid.

Wat betekent dit concreet? 
 
De Nota van Toelichting zegt hierover het volgende: 
 
‘Concreet betekent dit dat de houder per kindercentrum beschrijft hoeveel beroepskrachten, afhankelijk van de BKR, op bijvoorbeeld de baby- en peutergroep staan en wat per groep de reguliere personeelsdiensten en de daarbij behorende pauzes zijn. 

Indien de houder gebruik maakt van de mogelijkheid om ten hoogste drie uur per dag af te wijken van de BKR, beschrijft de houder naast de reguliere personele inzet ook de kaders voor de drie-uursregeling. Hierin beschrijft de houder in welke situaties van de BKR wordt afgeweken. Deze kaders bevatten uitgangspunten en geven houvast aan personeel en ouders, en spelen in op de praktijk. Daarmee zijn ze minder aan verandering onderhevig dan de exacte tijdstippen van afwijken die voor de voorheen geldende drie-uursregeling in het pedagogisch beleidsplan moesten worden vastgelegd. Hierdoor hoeft het pedagogisch beleidsplan minder vaak te worden aangepast. De kaders worden per kindercentrum vastgesteld. 

De kaders bevatten in ieder geval de uitgangspunten van de houder met betrekking tot de inzet van minder beroepskrachten dan vereist. Met andere woorden, in wat voor soort situaties kan de afwijking voorkomen, wat zijn de pedagogische overwegingen hierbij en hoe wordt aandacht besteed aan de behoeften van het kind wanneer er minder beroepskrachten aanwezig zijn door afwijking van de BKR. Deze uitgangspunten moeten duidelijk in het pedagogisch beleidsplan naar voren komen. Zowel ouders als de toezichthouder moeten op basis van deze informatie een goed beeld kunnen krijgen van hoe de houder de drie-uursregeling in de praktijk toepast.’ 

Toepasselijke regelgeving: 

Art.3, lid 3 onder a en Art. 12, lid 3 onder a.