BKR berekenen bij intern wennen

Aantal beroepskrachten Gewijzigd: 18 november 2024

Hoe wordt de beroepskracht-kind-ratio (BKR) berekend bij intern wennen?

De houder beschrijft zijn wenbeleid in het pedagogische beleidsplan (Besluit kwaliteit kinderopvang art. 3, lid 2 onder e) en brengt dit zo ook in de praktijk. In de regel strekt een wenperiode zich uit over enkele dagen of langer, en wordt de wentijd per dag steeds wat langer opgebouwd.

In het begin van de wenperiode gaat een kind slechts voor korte tijd naar de wengroep. In zo’n geval kun je het wennen aanmerken als activiteit buiten de groep en telt het kind niet mee voor de BKR op de wengroep. De plaats voor het kind moet onbezet blijven op de eigen stamgroep omdat het te allen tijde terug moet kunnen gaan naar de eigen groep.

Indien het kind voor langere periode gaat wennen in de nieuwe groep dan maakt het deel uit van deze groep. Daarom wordt het meegeteld voor de BKR op de groep waar het went. Het moet gedurende de wenperiode mogelijk zijn dat het kind terugkeert naar de ‘oude’ groep. Daarvoor moet zijn geregeld dat ook de BKR op de ‘oude’ groep in orde is als het kind terugkeert.  

Bijgaande uitspraak bevestigt deze beoordelingswijze. In deze casus werden  twee 'wenkinderen' vrijwel de gehele dag in een andere groep geplaatst. De rechter was het eens met de GGD-toezichthouder dat er in zo’n geval geen sprake meer was van "een activiteit buiten de groep".

(http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBOBR:2015:58).

 

Besluit kwaliteit kinderopvang

  • Artikel 3. Pedagogisch beleid 
    • lid 2 Een pedagogisch beleidsplan bevat ten minste een concrete beschrijving van:
      • onder e: de wijze waarop kinderen kunnen wennen aan een nieuwe stamgroep waarin zij zullen worden opgevangen.
         

Nadere uitwerking:

Korte tijd.
In de FAQ wordt gesteld dat bij wennen voor korte tijd het kind terug moet kunnen naar de eigen groep en het wennen dan gezien kan worden als een activiteit. Bij een activiteit kan zowel de stamgroep als de stamgroepruimte worden verlaten (Besluit kwaliteit art 9 lid 7 i.s.m. art 3 lid 3 onder b) Weliswaar betreft dit een maximale oprekking van het begrip activiteit, maar niet gezegd is dat een activiteit alleen en uitsluitend een spelactiviteit hoeft te betekenen. Ook het wennen bij een andere groep is een spannend en belangrijk moment voor het kind en kan gelden als een activiteit. Belangrijker is dat de BKR van de stamgroep (gezien art 7 lid 3) gelijk blijft aan de situatie voor de activiteit. Of de beroepskracht van de oorsprong-stamgroep aanwezig is op de stamgoep of bij het kind aanwezig is, is van minder belang. Het kind telt dus mee voor de BKR van de oorsprong-groep, niet van de ontvangstgroep. Er mag geen beroepskracht uit geroosterd worden in de eigen basisgroep. Het kind moet op elk moment terug kunnen naar de eigen basisgroep. De ontvangstgroep kan dus op dat moment een kind ‘te veel’ hebben. Het is aan de beide groepen om een juist (meest rustig) moment te kiezen voor de wenperiode.

Langere tijd.
Voor deze tijdspanne is geen vaste definitie. Het advies is om ‘een groter gedeelte van de dag’ te hanteren als de groep waar het kind bij hoort en wordt opgevangen en daarmee aan te sluiten bij bijvoorbeeld de definitie stamgroepruimte (ruimte waar de stamgroep hoofdzakelijk aanwezig is). Op het wenmoment dat het grootste gedeelte van de dag duurt komt het kind voornamelijk ‘ten laste van’ de (ontvangende) nieuwe groep. Het telt daar dan ook mee voor de BKR.
Uitzondering is dat het kind dan wel te allen tijde moet kunnen terugkeren naar de (oude eigen) basisgroep waar het vandaan komt, omdat die geldt als meest veilig. Dat heeft tot gevolg dat daarmee rekening moet worden gehouden met de BKR die dan ook in de oude groep op peil moet zijn mocht het kind tijdens het wenproces terugkeren. De oude plaats moet of onbezet blijven of een oplossing moet eventueel worden gezocht doordat het wennen van een nieuw kind tegelijk plaatsvindt met het gedeelte dat een kind al vrijwel deel uitmaakt van de nieuwe groep. Dat kan onvoorzien leiden tot de noodzaak een extra beroepskracht in te zetten.  Alternatief kan zijn een kind op een rustigere dag te laten wennen op de nieuwe groep of een onbezette ruimte open te laten voor de wenperiode.  

Daarnaast wordt wenbeleid afgestemd met de oudercommissie en moet voldaan worden aan de doelstellingen omtrent en het bieden en borgen van emotionele veiligheid, ook bij het wennen.