Hoe bereken ik de oppervlakte van de binnenruimte?
In de toelichting bij artikel 10 van het Besluit kwaliteit staat: 3,5 m2 per kind betekent dat ieder kind ook daadwerkelijk over minimaal 3,5m2 speelruimte kan beschikken.
Het gaat daarbij om het totale aantal vierkante meters in de groepsruimte. Dus de lengte vermenigvuldigd met de breedte van de ruimtes waar de kinderen spelen. Bij de bepaling van de oppervlakte van de speelruimte worden de in de ruimte aanwezige kasten, stoelen, tafels en verwarmingen niet afgetrokken van de oppervlakte.
Speelruimte buiten de groep kan (indien nodig) evenredig worden toebedeeld aan de groep(en) en kan worden opgeteld bij de oppervlakte van de afzonderlijke groepsruimte(s).
Indien de ruimte bedoeld is om meegerekend te worden voor de beschikbare oppervlakte is het van belang dat de ruimte ook daadwerkelijk door kinderen gebruikt wordt voor activiteiten. De ruimte telt immers mee voor het bepalen van het aantal op te vangen kinderen. De kinderen voor wie deze oppervlakte is bestemd moeten dus ook kunnen beschikken over deze ruimte.
Aandachtspunten kunnen ruimtes zijn die niet voor verblijf bestemd zijn of een functie hebben voor bijvoorbeeld brandveiligheid en daarom niet mogen worden gebruikt. Overleg bij twijfel of een ruimte meegerekend kan worden als verblijfsruimte, of indien nodig, daarover met de betreffende afdeling binnen de gemeente. Zie hiervoor ook de FAQ: ‘Mag de gang als speelruimte worden meegerekend?’
Slaapkamers kunnen alleen worden meegerekend indien deze ruimtes ook daadwerkelijk als speelruimte in gebruik zijn (dus niet een vaste slaapkamer met vaste bedden). Ook een sanitaire ruimte is geen speelruimte.
Verwijzing naar wet- en regelgeving:
Besluit kwaliteit kinderopvang; artikel 10, lid 2