Hoi, kan deze
vraag worden toegewezen aan Fred?
Groet
Cassandra
Van: Söner, Nergiz
Verzonden: maandag 18 september 2023 09:29
Aan: Huitink, Nicole
Onderwerp: signaal over toepassing wijziging VGC en 3-uursregeling
Hallo dames,
Cassandra is voor ons aanspreekpunt voor dit soort zaken maar omdat zij afwezig is neem ik jullie beiden even mee in deze mail.
Wij (gemeente Utrecht) willen graag een signaal afgeven over de beoordeling van de nieuwe voorwaarden VGC en 3- uurs regeling en de beschrijving hiervan in het pedagogisch beleidsplan.
De denklijnen (VGC en 3-uur) om toezichthouders richting en houvast te geven bij het toepassen van de aangepaste eisen bieden ons hierbij onvoldoende steun als we in de praktijk een beoordeling willen geven over de beschrijving van de genoemde onderwerpen in het pedagogisch beleidsplan. Aan de hand van een casus proberen onze toezichthouders helderder te maken waar wij niet helemaal uitkomen. Daarnaast zijn wij benieuwd of jullie meerdere signalen hebben ontvangen.
3-uurs regeling
Voorwaarde: het pedagogisch beleidsplan bevat, indien van toepassing, een concrete beschrijving van de kaders waarbinnen voor ten hoogste drie uur per dag verantwoord kan worden afgeweken van de benodigde personele inzet, met dien verstande dat ten minste de helft van het vereiste aantal beroepskrachten wordt ingezet.
Volgens de denklijn dient het volgende beschreven te zijn in het pedagogisch beleidsplan:
* Hoeveel beroepskrachten, afhankelijk van de BKR, per groep ingezet worden en wat de gangbare personeelsdiensten en de reguliere pauzetijden zijn
–> is weergave van het standaard werkrooster hierbij voldoende?
* In welke situaties de houder afwijkt van de BKR;
–> is het voldoende als hier beschreven wordt dat binnen het kindercentrum een afwijking van de BKR kan zijn in de vroege ochtend, laat in de middag en tijdens pauzes? Wordt hiermee voldoende de kaders beschreven waarin verantwoord wordt afgeweken van de BKR?
* Welke pedagogische afwegingen daarbij gelden.
–> in de denklijn staat dat de houder hierbij hoe aandacht wordt besteed aan de behoeften van het kind wanneer er minder beroepskrachten worden ingezet. Wij zien deze eis niet terug in de voorwaarde en volstaat bijvoorbeeld de onderstaande beschrijving dan?
‘In de vroege ochtend worden niet alle kinderen tegelijk gebracht en daarom kan de dag gestart worden met minder pedagogisch medewerkers. Aan het einde van de dag worden kinderen op wisselende tijden opgehaald en wordt het kind aantal steeds lager. Doordat op deze momenten minder kinderen aanwezig zijn op de groep, heeft de pedagogisch medewerker voldoende ruimte om aandacht aan de kinderen te besteden.
Tijdens het slapen van kinderen (pauzetijden van de pedagogisch medewerkers) is het rustig op de groep en kan de PM’er voldoende aandacht geven’.
Onder welke eis kan je hier een voldoende onderbouwd oordeel over geven?
VGC en beschrijving in het pedagogisch beleidsplan
Voorwaarde: Het pedagogisch beleidsplan bevat, indien van toepassing, een concrete beschrijving van de wijze waarop emotionele veiligheid van en stabiliteit voor de betreffende kinderen wordt geborgd, als wordt afgeweken van de verplichting dat per dag ten minste een vaste beroepskracht aanwezig is in de stamgroep.
In denklijn staat dat de houder in het pedagogisch beleidsplan heeft opgeschreven hoe, bij het inzetten van een andere beroepskracht, de emotionele veiligheid van en stabiliteit- voor het kind wordt gewaarborgd, er wordt conform dat beleid gehandeld en dit leidt in de praktijk naar het oordeel van de toezichthouder tot verantwoorde kinderopvang.
Als we aan de hand van het bovenstaande de volgende beschrijving toetsen:
Afwezigheid vaste beroepskracht
Wanneer er voor een korte tijd geen vaste PM’er voor een kind aanwezig is, doen we alles aan om een andere vaste PM’er van de betreffende groep vaker in te zetten. Wanneer dit niet mogelijk is, zal er beroep worden gedaan op een voor de kinderen bekende pedagogisch medewerker. Dit kan bijvoorbeeld een PM’er van de locatie zijn, een bekende invalkracht of een pedagogisch medewerker die structureel en voor een langere periode ingezet kan worden op de groep. Hiermee waarborgen wij de emotionele veiligheid voor de kinderen en de stabiliteit van de opvang.
* Wordt met het bovenstaande voldoende concreet beschreven op welke wijze de emotionele veiligheid voor de kinderen en de stabiliteit van de opvang wordt gewaarborgd, of willen we hierin ook terugzien dat er op een bepaalde wijze ook overdracht plaatsvindt. En dat de houder ook beschrijft hoe ervoor wordt gezorgd dat de inval beroepskracht de kinderen goed kent en daarmee ook bijvoorbeeld de behoeftes van een kind over het algemeen? En moet de houder in bovenstaand geval dan ook beschrijven wat er gebeurt als er geen bekend persoon in te zetten is?
* En stel dat er naar oordeel van de toezichthouder geen sprake is van verantwoorde kinderopvang, op welke manier wordt dit dan beschreven in het inspectierapport? Bij de beschrijving in het pedagogisch beleidsplan of de uitvoering dus de pedagogische praktijk.
En nog een overkoepelende vraag: Voorheen moest bijvoorbeeld beschreven worden ‘wanneer wel en wanneer niet’ werd afgeweken van de BKR. Op die manier was de houder altijd verplicht íets op te nemen in het beleid. Omdat er nu ‘indien van toepassing’ staat (bij beide items), lijkt het erop dat de houder het alleen nog dient te beschrijven als de houder gebruik maakt van de uitzondering. Klopt dat?
Met vriendelijke groet,
Nergiz Söner
Coördinerend Toezichthouder Kwaliteit & Communicatie
Toezicht en Handhaving Inspectie Kinderopvang
06 – 10 24 53 99
n.soner@utrecht.nl
www.utrecht.nl
Gemeente Utrecht
Volksgezondheid
Stadsplateau 1
maandag t/m donderdag
Postbus 16200
3500 CE Utrecht
[cid:image001.png@01D9EA12.7B7E0E70]
[Standaard]