Extern administratiekantoor / software aanbieder

Personenregister kinderopvang Gewijzigd: 04 juni 2024

Moeten medewerkers van software of administratie bedrijven die op afstand administratieve diensten aanbieden een VOG kinderopvang hebben en ingeschreven en gekoppeld zijn in het PRK? 

Nee, dat is niet nodig. Zij vallen niet onder artikel 1.50 lid 3 onder b van de Wet kinderopvang.

 

De Memorie van Toelichting bij de wetswijziging Personenregister (kamerstuk 3495, 3 vergaderjaar 2014-2015) geeft meer zicht op wat met de VOG plicht voor kantoorpersoneel bedoeld is.

 

Daaruit blijkt dat wanneer gesproken wordt over kantoorpersoneel dat ingeschreven moet zijn in het PRK, het gaat om kantoorpersoneel van een onderneming waarmee de houder de kinderopvangvoorziening exploiteert. Zie hieronder de betreffende passages.

Een andere vraag die hier los van staat, is de vraag of de verwerking van persoonsgegevens op deze wijze voldoet aan de AVG. Uiteraard moet verwerking via een dergelijk administratief systeem voldoen aan de AVG. De houder van een GOB of kindercentrum is verantwoordelijk voor de veilige verwerking van persoonsgegevens van zijn klanten. Maar de toezichthouder kinderopvang ziet daar niet op toe.

1.3.1 Toelichting VOG-plicht

Uitgangspunt van continue screening is dat deze geldt voor alle personen, waarvoor reeds een VOG-plicht geldt om werkzaam te zijn in de kinderopvang en het peuterspeelzaalwerk. Deze VOG-plicht geldt, conform de huidige Wko, voor de houder en voor alle personen werkzaam bij een onderneming waarmee de houder een kindercentrum of gastouderbureau exploiteert. Deze VOG-plicht geldt ook voor kantoorpersoneel dat niet direct in contact komt met de kinderen, maar wel, vanuit de functie, toegang heeft tot de gegevens van de kinderen (waaronder beeldmateriaal). Deze personen zouden namelijk misbruik kunnen maken van deze gegevens en daarmee een bedreiging kunnen vormen voor de veiligheid van de opvangen kinderen. In de praktijk blijkt dat er bij houders, medewerkers en toezichthouders onduidelijkheid bestaat over de reikwijdte van deze VOG-plicht. Het is de vraag in hoeverre het proportioneel is om van een houder die naast kinderopvang ook andere ondernemingen exploiteert, een VOG-kinderopvang van alle personeelsleden te verlangen en daarmee ook al het personeel continu te screenen. Daarom wordt in het wetsvoorstel voorgesteld te regelen dat de VOG-plicht geldt voor personen die werkzaam (willen) zijn op de locatie waar kinderen worden opgevangen en voor personen die niet op de opvanglocatie werkzaam zijn, maar die vanuit hun functie wel toegang hebben tot informatie (persoonsgegevens) over de kinderen die worden opgevangen. Tot slot geldt de VOG-plicht tevens voor personen die woonachtig of structureel (met regelmaat) tijdens opvanguren aanwezig zijn op het woonadres waar een kindercentrum is gevestigd (een klein kindercentrum aan huis) of op het woonadres van de gastouder, zijnde de opvanglocatie. Daarmee geldt de VOG-plicht en de continue screening alleen voor personeel dat direct of indirect vanuit de functie in contact staat met de opgevangen kinderen, alsmede voor huisgenoten en andere personen die structureel (met regelmaat) tijdens opvanguren aanwezig zijn op de opvanglocatie, zijnde een kindercentrum aan huis of woonadres van de gastouder. Deze personen kunnen namelijk van invloed kan zijn op de veiligheid van deze kinderen. Hiermee wordt gehoor gegeven aan de motie Tellegen (Kamerstukken II 2012/13, 33 538, nr. 15). Concreet gaat het om: (…)–alle werknemers die op grond van een arbeidsovereenkomst gedurende opvangtijden werkzaam zijn op de opvanglocatie van een onderneming waarmee de houder een kindercentrum exploiteert; –personen die niet op de opvanglocatie werken maar die uit hoofde van hun functie toegang hebben tot informatie over de opgevangen kinderen (zoals een deel van het kantoorpersoneel). De houder (werkgever) heeft er zicht op welke personen het hier betreft en is ervoor verantwoordelijk dat deze personen in bezit zijn van een VOG; (…)

p. 12

De VOG-plicht en de continue screening geldt voor personeel dat direct of indirect in contact staat met de kinderen die worden opgevangen en daarmee van invloed kan zijn op de veiligheid van die kinderen. Van indirect contact is sprake bij kantoorpersoneel dat uit hoofde van de functie toegang heeft tot kindgegevens (waaronder beeldmateriaal) en daar misbruik van kan maken (zie ook paragraaf 1.3.1).